Podcast: Becanus en co., 2

transcript, leeslijst

Transcript

Welkom bij luminati.be. Mijn naam is Frank. Ik schrijf en vertel verhalen over complottheorieën, schijnwetenschap en desinformatie.

Het eerste deel van deze reeks ging over de zestiende-eeuwse taalvorser Johannes Goropius Becanus, zijn ideeën in verband met de eerste menselijke taal en de locatie van het Aards Paradijs. Een samenvatting voor de Antwerpenaren onder ons: ‘t è niks mé ’t Stad van doeng.

In dit deel bespreek ik de ideeën van twee mensen die vierhonderd jaar na Becanus zijn ideeën nog steeds uitdragen of gebruiken.

Willem Hietbrink

Berend Willem Hietbrink werd geboren in 1943. Hij groeide op in kloosters en weeshuizen, aldus zijn biografie. Hij zwierf de wereld rond, met hier een daar een tussenstop in een cel. In Libanon werd hij beschuldigd van spionage, in Nederland verdween hij achter de tralies wegens diefstal en heling. Maar de topliteratuur wordt in gevangenissen geschreven, aldus Hietbrink. Hij gooide zich op de taal en vond zichzelf opnieuw uit als de Duizenddichter.

Bron: last.fm

Zijn uitgangspunt: er heeft één Oertaal bestaan en wel het Kerndiets. En van die taal zijn volgens hem nog heel wat sporen terug te vinden. Dat Kerndiets is volgens hem de moeder van alle talen en het heeft toevallig veel weg van zijn moedertaal, het Nederlands, aldus een optimistische Hietbrink. En hier komen we in de buurt van een weliswaar foute interpretatie van de ideeën van Becanus. Zijn copywriter haalt hem trouwens aan als een bron van inspiratie in het boek Kwispelen met taal.

Net als zovele taalpessimisten stelt Hietbrink dat taal steeds maar achteruit gaat, zich steeds verder verwijdert van die zuivere en pure oertaal. Het is een zeer herkenbare gedachtegang: vervang ‘oertaal’ door ‘standaardtaal’ en we sloffen zo de schoolmeesterachtige taalwereld binnen van de Bewakers van het Algemeen Nederlands, een kleurloze wereld waarin de term “tussentaal” een scheldwoord is.

Nog een verschil: Hietbrink heeft het niet zo op met standaardtalen, met gestandaardiseerde, geschreven talen. Die staan er volgens hem belachelijk voor, zo verklaarde hij in een interview met het tijdschrift Onze Taal (1992, deel 1 en 2). Meer nog, standaardtalen zijn gecorrumpeerde vormen van dialecten en ze maken de studie van de Oertaal, de kerntaal, ondoorzichtiger.

Bron: dnlb.org

De methode om de ware aard van de eerste taal te achterhalen, is een ‘dialekties spraakstelsel’: “Alle dialecten zijn met elkaar verbonden”, verklaart Hietbrink. In de dialecten vindt hij zogenaamde ‘oerklanken’ terug, stukjes van de eerste taal, van het Kerndiets. Een Nederlander kan men liplezen, een Française niet, aldus Hietbrink, net omdat het Nederlands zoveel van die oerklanken bewaard heeft, zo’n 75 procent, weet hij.

Hietbrink vat zijn methode van taalonderzoek samen als ’taalworteltrekken’. Woorden trekt hij uit elkaar in verschillende andere woorden of soms losse letters, die hij herinterpreteert als woorden. Zulke losse letters beschouwt hij als ‘voegwoordjes’. Verder kan elke klinker aangepast worden en zijn heel wat medeklinkers inwisselbaar: zo is bijvoorbeeld p is b, b is v, v is f, f is p enzovoort.

Sommige woorden zijn dan weer ontstaan uit zinnen. Dat dit een heerlijke cirkelredenering oplevert, omdat zinnen nu eenmaal uit woorden bestaan, negeert Hietbrink gemakshalve. Zijn belangrijkste principe is dat er “een natuurlijke juistheid in woorden” aanwezig is. En hier schuurt hij mijn inziens aan tegen Becanus’ idee van pure woorden en een dito taal.

Maar het is hoog tijd voor enkele voorbeelden. Citeren is bijna onmogelijk, maar ik laat me inspireren door het boek Kwispelen met taal, geschreven in samenwerking met copywriter Ronald Lagendijk.

‘Kwispelen’ verklaart Hietbrink als ‘ik wil spelen’. Als je dat maar snel genoeg achter elkaar uitspreekt, over de juiste klanken struikelt en gebruik maakt van het feit dat de letter ‘e’ op verschillende manieren kan uitgesproken worden, dan krijg je iets als ‘kwispelen’.

Een ander voorbeeld is het woord ‘dialecten’: dat betekent die-al-lijkt-één. Geen idee wat het enkelvoud ‘dialect’ dan weer betekent.

Het woord ‘foto’s’ toont aan wat hij bedoelt met de “dialektiese” inwisselbaarheid van klinkers (en medeklinkers). “Er staat een man aan de poort van de kazerne en die maakt foto’s van soldaten”, zo start hij zijn uitleg. “Voor thuis!”, roept die man. “Voor thuis, voor-thuis, voorthoes, vottoes, votoes, foto’s” (uit: Onze Taal, 1992). Voor het enkelvoud ‘foto’ geeft hij eveneens geen verklaring.

Nog een paar: ‘scannen’ komt van ’s-cannen’, ‘eerst kennen’. Het woord ‘kwartier’ komt van ‘kort uur’, en niet van ‘kwart uur’. ‘Appetijt’ of ‘appetit’ van ‘happetijd’. Het Kerndietse ‘zuig er uit’ werd dan weer het huidige woord ‘sigaret’.

Dat het Kerndiets de moeder aller talen is, toont hij aan met anderstalige voorbeelden: het Franse ‘brie’ komt van ‘brij’, de Engelsen zeggen ‘cow’ omdat een koe ‘kauwt’ en het Italiaanse woord ‘paparazzo’ is afkomstig van ‘papierrotzooi’.

We laten de man zelf aan het woord:

Bron: YouTube

Oneerbiedig samengevat: Hietbrinks zogenaamde etymologie is een “pseudowetenschap waarbij de klinkers weinig en medeklinkers héél weinig belang hebben”, om het bekende adagium te parafraseren. Zijn methodologie is een samenraapsel van nonsensicale “regels”, die hij naar eigen goeddunken en afhankelijk van het beoogde resultaat, aanpast, buigt of breekt. Met taalkunde heeft dit niets te maken.

Hietbrink laat zich graag inspireren door zestiende-eeuwse en vroeg-zeventiende-eeuwse taalvorsers als Johannes Goropius Becanus, Simon Stevin, woordenboekmaker Cornelius Kiliaan en Hendrik Laurensz. Spiegel, auteur van de eerste Nederlandse grammatica, Twe-spraack vande Nederduitsche letterkunst. Stuk voor stuk taalkundige wegbereiders die in hun tijd vooruitstrevend werk verrichtten, maar naar moderne normen niet verder kwamen dan amusante volksetymologie. De fundamenten van gedegen taalhistorisch onderzoek zou pas anderhalve eeuw later gelegd worden.

Hietbrinks manier van taalvorserij doet onmiskenbaar denken aan het werk van Jean-Paul Brisset, die ik besproken heb in het blogartikel Pseudotaalwetenschap van Plato tot Lacan en Polat Kaya, die ter sprake komt in de podcastaflevering over de Zonnetaaltheorie. En ook nu heeft het echt geen zin om elke kromme redenering, elke denkfout, elke feitelijke vergissing te isoleren en te duiden.

Maar dat hoeft ook niet: zijn verklaringen zijn hoogst creatief en inventief. En in beperkte doses hebben zij een zekere amusementswaarde. Vandaar dat hij in 2007 een rubriek kreeg in de Nederlandse versie van het televisieprogramma Man bijt hond, namelijk ‘Hietbrink’s [sic] taalles’.

Nonsensicale theorieën komen zelden alleen. Sinds 2006 houdt Hietbrink zich intensief met het eiland Texel bezig, dat volgens hem een overblijfsel van Atlantis is. Verder is hij een van de weinigen die het Oera Linda Boek accepteert als authentiek. Oera Linda vertelt over de essentiële bijdrage van de Friesen aan het begin van de West-Europese beschaving. Het geschrift werd vroeger beschouwd als een vervalsing. Hedendaagse onderzoekers spreken dan weer over een mystificatie zonder kwade bedoelingen.

De alternatieve geschiedenis van Oera Linda combineert Hietbrink dan weer met andere stukken pseudogeschiedenis, bijvoorbeeld het idee dat Troje in Engeland lag en dat de hoofdrolspelers onder andere ook uit Zeeland kwamen. En da’s een idee van de Nederlandse econoom Iman Jacob Wilkens.

Matthijs van Boxsels term morosofie beschrijft nog het best de ideeën van Hietbrink. Waangeleerdheid, waanwetenschap. Tenminste als men de notie domheid er buiten houdt en de nadruk legt op de idee dat “morosofieën vaak zo bizar en ongerijmd (zijn) dat ze welhaast literaire kwaliteit krijgen”.

Ans Schapendonk

Een duidelijker beroep op de methoden van Becanus vind ik terug in de theorieën van de academisch opgeleide neerlandica Johanna Schapendonk. Zij was tussen 1992 en 2014 verbonden aan de Duitse Philipps-Universität-Marburg als lectrice voor Nederlands en heeft daar enkele academische publicaties verzorgd waarvoor ze lof oogstte.

Met Schapendonk beginnen we aan goropiseren voor gevorderden. Zij past vrij nauwgezet de schijnetymologische methoden van Becanus toe. Net zoals de zestiende-eeuwse vorser gaat ze op zoek naar ‘pure woorden’. Woorden die uit meer dan één lettergreep bestaan, trekt ze uit elkaar en die lettergrepen brengt ze dan in verband met andere woorden. Verder ziet ze er geen graten in om letters willekeurig te vervangen, in te voegen of weg te laten. En net zoals Becanus keert ze woorden om zo tot een diepere betekenis te komen.

Ze lijkt dit sinds 2011 samen te vatten met het begrip ‘klankhelix’. Voor haar is die klankhelix “een universeel geldig klankpatroon waarbij woorden van voren oplossen en van achteren langer worden”.

Door met woorden, klanken en letters te spelen, meent ze diepere wijsheden te kunnen achterhalen in gebieden van de menselijke kennis ver voorbij het louter taalkundige. Ik heb geen idee wat mevrouw Schapendonk ertoe gebracht heeft om zo in de ban te geraken van Becanus’ pre-wetenschappelijke en pseudotaalkundige etymologieën.

Vooraleer ik voorbeelden geef: voor de podcast citeer ik niet letterlijk uit haar werk, dat is onmogelijk. Ik probeer haar ideeën zo goed mogelijk te omschrijven. In het transcript van deze aflevering vindt u het letterlijke citaat waarop ik me gebaseerd heb.

Hou u vast.

Het woord ‘madam’ komt van ‘m + Adam’. En ‘Adam’ is voor haar hetzelfde als ‘atem’. Lees je dat van achteren naar voren, dan kom je uit bij het woord ‘meta’. Dat verschuift dan weer in ‘metaal’, ‘mentaal’ en dus ‘mijn taal’. Uiteindelijk komt ze dan uit bij de frase ‘m + UNiek instruMENT’. Met andere woorden, wat ooit begon als ‘m + adam’ is eigenlijk een ‘uniek instrument’ waarmee ze het verleden kan reconstrueren.

CITAAT

Madam > (m)Adam dat via ATEM / META (lees van achteren naar voren) verschuift in METAAL, MENTAAL, MIJN TAAL, maar dan in (m)UNIEK INSTRUMENT, waarmee we het verleden kunnen reconstrueren.”

Haar naar eigen zeggen correcte interpretatie van de methoden van Goropius Becanus geeft haar diepere inzichten in… tja, in wat niet. Op een of andere manier verschaft haar analyse van wat zij ‘het Vlaams’ noemt, diepere wetenschappelijke inzichten die veel verder gaan dan de taalkunde. Met haar theorie wil zij de wetenschap en de wetenschapsgeschiedenis op hun grondvesten doen daveren, op micro- en macroniveau.

Dankzij de “ontdekking in de taalkunde is het Vlaams nu wereldwijd hét onderzoeksobject van microbiologen, astrofysici én theologen”, laat Schapendonk weten. Door de zogenaamde klankhelix kunnen we volgens haar de toekomst “spellen en dus voorspellen”.

Haar schrijfstijl is niet “gelijk een kuip mortel die van een stelling valt”, om Louis-Paul Boon te parafraseren, maar gelijk meerdere kuipen die vallen, opbotsen, opnieuw vallen en blijven botsen.

Een greep uit de warrige en vergezochte ideeën die ze presenteert: het Hebreeuws werd eerst in de IJzerhoek gesproken. Het lijkt erop dat ze hiermee Artesië of Artois bedoelt, in het noorden van Frankrijk. Volgens Schapendonk “helixt” het Vlaams regelrecht uit dat Hebreeuws. Vandaar ook dat IJzerhoek en Israël oorspronkelijk hetzelfde betekenden. Want ijzer lijkt op isra, toch?

In die streek woonde het zogenaamde “voorjoodse matriarchaat” en hun wijsheid was grenzeloos. De vrouwen kenden de snaartheorie omdat ze het schrift aan de sterren hadden ontleend.

Ik probeer opnieuw te parafraseren.

Zwarte Piet is eigenlijk Zwarte Pieta. En zij was een kraamvrouw die met Sinterklaas samenwerkte. En dat was geen bisschop maar een vroedvrouw. Het duo vormde ’s Neerlands meest bekende natuurwetenschapsters. Bewijs: in het woord ‘’s Neerlands’ ziet Schapendonk het woord ‘snaartheorie’. Goliath was nog zo’n vrouwelijke wetenschapster die helaas op lafhartige wijze werd vermoord door de zogenaamde koning David. Schapendonk bewijst deze feiten aan de hand van de klankhelix die ze toepast op velerlei afbeeldingen, waaronder schilderijen, munten en sterrenbeelden, maar ook waterdamp, zwavellandschappen en moleculen.

CITAAT

Zwarte Piet(a) als kraamvrouw en Sinterklaas als vroedvrouw waren ’s Neerlands (snaartheorie) meest bekende natuurwetenschapsters onder wie ‘reus’ Goliath die op lafhartige wijze door ‘koning’ David werd vermoord. Schapendonk bewijst deze feiten aan de hand van de klankhelix die ze toepast op velerlei afbeeldingen, waaronder schilderijen, munten en sterrenbeelden, maar ook waterdamp, zwavellandschappen en moleculen.

Het voorbeeld hierboven komt uit de soms iets te openhartige biografie die ze meegeeft met haar boek Hoe de universele klankhelix Zwarte Piet liet verpieteren, verpoiteren en ver(p)wateren. Maar waar bleef Sinterklaas? Op de keper beschouwd, zijn de schrijfselen van mevrouw Schapendonk een lange aaneenrijging van associaties en woordspelletjes waar geen touw aan vast te knopen valt.

Schapendonk voelt een zekere verwantschap met de voorjoodse vroedvrouwen van Pas-de-Calais die ze zelf heeft uitgevonden en wiens vermeende, oeroude kennis in de loop der geschiedenis werd gestolen door “bekende wetenschappers”. Ze voelt mee met alle vrouwen die sinds mensenheugenis zulke inzichten ontdekt en verspreid hebben. Die wijze vrouwen zijn volgens haar “de afgelopen millennia niet erkend of begrepen door mannen, daarom hebben ze miljoenen vrouwen vermoord of uitgeroeid – die waarschijnlijk deze kennis hadden.”

In meer dan één tekst beschuldigt Schapendonk collega’s van haar voormalige universiteit dat ze haar inzichten willen inpikken zonder de waarde van haar cruciale doorbraken en ontdekkingen te erkennen. Schapendonk lijkt er maar niet in te slagen om haar theorieën te scheiden van haar professionele en persoonlijke problemen.

‘Verstandige mensen vallen voor gesofisticeerde vormen van nonsens’, aldus professor Johan Braeckman. Soms creëren ze die ook. Helaas zijn de incoherente online teksten waarin ze haar werkmethodes en resultaten schetst, niet meteen verkoopargumenten voor haar te dikke en te hoog geprijsde boeken. En ook dat heeft ze in zekere zin gemeen met Johannes Goropius Becanus.

De heren van SEM

Deze tweede aflevering behoorde niet tot het oorspronkelijke plan voor deze podcast over Johannes Goropius Becanus. Hietbrink was mij als Belg onbekend en ook Schapendonk ben ik op zeer toevallige wijze op het spoor gekomen. En wel dankzij de overlegpagina voor het Wikipedia-artikel over Becanus en een commentaar die ze op de website van bol.com plaatste onder de naam ‘Goropia Becana’. En meer bepaald een reactie op het boek Johannes Goropius Becanus (1519-1573). Brabants arts en taalfanaat, de biografie door Frederick en Van Hal.

Maar dit staartje krijgt nóg een staartje! De geschriften van de neerlandica Schapendonk zijn, om het voorzichtig uit te drukken, aan de verwarde kant, en ik had nooit gedacht dat ik medestanders van mevrouw Schapendonk zou vinden. Maar dat was gerekend buiten de heren van de Studiekring Eerste Millennium of SEM. Zij lijken haar werk aan te prijzen. Althans op het eerste zicht.

SEM is een verzameling geschiedenisrevisionisten die zich concentreren op de Lage Landen in de periode van 100 v.Chr. tot 1200 n.Chr. en die onder meer voortborduren op de alternatieve ideeën van de Nederlandse archivaris Albert Delahaye, die gestorven is in 1987.

Deze man verdient op termijn zeker een eigen blogartikel, maar in deze context volstaat het om te melden dat hij tegen de consensus in belangrijke gebeurtenissen uit die periode plaatste in Frans-Vlaanderen, en niet in wat nu Nederland heet. Vaak deed hij dat op basis van niet-geaccepteerde interpretaties van Latijnse of gelatiniseerde plaatsnamen.

Schermafbeelding van de fan-website Noviomagus.info.

Een voorbeeld is hier op zijn plaats: Noviomagus was een van de vele plaatsen waar de rondreizende Karel de Grote een palts, een verblijf, had laten bouwen. Volgens Delahaye zou die naam niet verwijzen naar Nijmegen, zoals algemeen wordt aangenomen, maar naar het Franse Noyon, tussen Amiens en Reims.

De mensen van SEM draaien er hun hand niet voor om te verwijzen naar bekende revisionisten en chronologiecritici als Heribert Illig en Anatoli Fomenko. Tenminste, als het hen uitkomt en als het hen helpt om twijfel te zaaien. Ze behandelen met andere woorden niet alleen de inhoud van Illigs en Fomenko’s dubieuze theorieën, maar vooral ook de opgeklopte controverse en de afwijzing van hun pseudowetenschappelijke benaderingen door gevestigde historici. Illig en Fomenko heb ik besproken in de podcast over het verzonnen wereldrijk Tartaria. SEM-medewerker Feikema zal niet veel later dan november 2014 een boek schrijven over Karel de Grote met tal van verwijzingen naar de waantheorieën van Heribert Illig.

Bron: adoc.pub

In 2014 wijdde Ad Maas in SEMafoor, het blad van de Studiekring, een artikel aan Schapendonks penibele situatie in Duitsland, meer bepaald haar ontslag als lector aan de unief, met als titel Marburg en Niederlandistik.

Hij vat de problemen op een wel zeer merkwaardige en uiterst selectieve manier samen: “Wat de inhoudelijke kant van de zaak betreft”, schrijft hij, “gaat het om de vraag of de taalwetenschap van Goropius [Becanus] in het onderwijs aan de universiteit een plaats kan hebben”, aldus Maas.

Maas is duidelijk geen taalkundige, maar nee, daar ging het toen natuurlijk niet over.

Het zou jammer zijn, mochten de voorwetenschappelijke bespiegelingen en woordafleidingen van een Becanus niet meer gedoceerd kunnen worden, mocht er in een aula van een unief niet meer gewezen mogen worden op de overeenkomsten en verschillen tussen de methoden van Plato en die van Jan uit Gorp.

Maar dat is helemaal iets anders dan aanleren dat de joden ontstaan zijn in Nord-Pas-de-Calais, dat voorjoodse vroedvrouwen de snaartheorie kenden, dat bepaalde begrippen uit andere “gehelixt” worden en dat kan aangetoond worden dankzij het schijnetymologisch gemijmer van een zestiende-eeuwse taalonderzoeker.

Natuurlijk zoomt de schrijver van het stuk niet al te scherp in op de inhoudelijke aspecten van Schapendonks warrige en nonsensicale theorie, op de bijna koortsige aaneenschakeling van pseudotaalkundige associaties. Het is opvallend hoe Ad Maas dat allemaal misleidend reduceert tot een louter taalkundige aangelegenheid.

Het gaat Maas dan ook niet over Schapendonks theorie, maar over de manier waarop een zogezegd dissidente stem, wars van de inhoud, de zaak van SEM kan verder helpen. En dat schrijft hij ook: “Uiteraard”, aldus Ad Maas, “neemt SEM daarbij in acht dat het werk van Schapendonck [sic] gezien kan worden als een zekere ondersteuning van opvattingen van Albert Delahaye.” Op welke manier de onzin van Schapendonk de onzin van Delahaye ondersteunt, laat de auteur dan weer onbesproken.

De échte aap komt evenwel uit de andere mouw. De inhoudelijke vaagheid van de SEM-auteur dient ook nog een doel: “In de wijze waarop Schapendonk aangepakt wordt[,] is veel herkenbaar […] van andere onderzoekers en auteurs die afwijkende visies te berde brengen.” En daar gaat het hem om: het legitimeren van onderzoekers die bij gebrek aan zinnige bewijzen en argumenten een beroep doen op de troop van de onderdrukkende universiteit.

En dat is een typische tactiek die pseudowetenschappers, wars van het kennisgebied, wereldwijd gebruiken. Los van de academische inhoud vatten ze academische dissidentie op als moedig. Wanneer de universitaire pseudowetenschapper daar op aangesproken wordt door de instelling, dan geldt dat als bewijs van tirannieke onderdrukking en belaging door de elite, het establishment. Ook in totaal andere vakgebieden zien we een zelfde dynamiek, denk hierbij bijvoorbeeld aan de schijnbare controverse rond professor Mattias Desmet en wetenschappelijk discutabele theorieën, gebaseerd op achterhaalde ideeën. Onder peers is er zelfs geen controverse, zijn niet-academische acolieten daarentegen benadrukken de zogenaamde strijd van de moedige underdog tegen het elitaire establishment.

Wat een slok op de borrel zou schelen? Meer energie steken in het acceptabel maken van de zogenaamde “afwijkende visies” door middel van overtuigende, maar wetenschappelijke  argumenten. Minder energie pompen in het lamenteren en in het zichzelf en lotgenoten afschilderen als slachtoffers van een strak academisch en wetenschappelijk apparaat.

Jan van Gorps tomeloze geestdrift voor de ontluikende geesteswetenschappen is bewonderenswaardig, zeker omdat hij leefde in een tijd waarin de meeste van die wetenschapstakken bij wijze van spreken nog uitgevonden moesten worden. En dat is het eerste verschil met onze neo-Goropianen. Een tweede verschil is het zelfinzicht dat Becanus toonde, de eigen twijfel rond zijn ideeën, rond zijn stijl. Dat uitte zich onder meer in het voornemen om zijn denkwerk te herzien, in het, oké, wat vage plan voor een tweede, herziene druk. Die kans heeft hij helaas nooit gekregen.

Bedankt voor het luisteren.

Mijn naam is Frank. Schijnwetenschap en complottheorieën: dat zijn mijn onderwerpen. En die benader ik kritisch. Zo beeld ik mij toch in.

Voor zover ik weet, is er geen enkele organisatie, vzw, broederschap, groot-loge, religieuze orde, geheime dienst, nest reptielmensen of wat dan ook, die wil dat ik in hun naam schrijf of praat.

Ik ben er zeker van dat mijn uitleg voor verbetering vatbaar is en ik sta dan ook open voor correcties en aanvullingen. U weet mij te vinden.

Meer lezen

Cor van BREE: Historische grammatica van het Nederlands. Foris Publications, 1987.
Een vrij technische en academische uitleg over de ontwikkeling van het Nederlands. De auteur gaat hiervoor terug naar het (hypothetische) Germaans, het Gotisch (de oudst overgeleverde Germaanse taal) en uiteindelijk het Nederlands.

Cor van BREE: Historische taalkunde. Acco, 1996.
Omdat ik in de podcastaflevering geen ruimte heb gelaten over wat (historische) taalkunde wél inhoudt, deze inleiding tot de historische taalkunde. Niet alleen integraal online beschikbaar maar ook oerdegelijk en duidelijk.

Eddy FREDERICKX (†) & Toon VAN HAL: Johannes Goropius Becanus (1519-1573). Brabants arts en taalfanaat. Uitgeverij Verloren, 2015.
Oerdegelijk levensverhaal van Jan van Gorp. Noodzakelijke literatuur voor iedereen die meer wil weten over deze boeiende humanist in woelige tijden.

Johannes GOROPIUS BECANUS: Van Adam tot Antwerpen. Een bloemlezing uit de Origines Antwerpianae en de Opera van Johannes Goropius Becanus. Vertaald door Nico de Glas. Uitgeverij Verloren, 2014.
In de context van deze podcastaflevering is het bijna helemaal vertaalde “Boek V Indoscythia” van belang.

Fieke Van der GUCHT e.a., Atlas van de Nederlandse Taal. Editie Vlaanderen. Lannoo, 2017.
Fijne, laagdrempelige en duidelijke inleiding op de studie van de Nederlandse taal.

R.A. NABORN: “Becanus’ etymological methods” (1995)
Een meer academische benadering van Becanus’ etymologische methoden in navolging van Plato. Te raadplegen via de schitterende website van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL), http://www.dbnl.org/.

Larry TRASK: Trask’s Historical Linguistics. Edited by Robert McColl Millar. Routledge, 2015.
Integrale online versie van Trasks uiterst leesbare inleiding tot de historische en vergelijkende taalkunde.

Shares
Frank Verhoft Geschreven door:

Verhalen over oude en nieuwe complotverhalen, pseudowetenschap en desinformatie. Volg me op Mastodon.