Podcast: Jezuïetenstreken, 2 – De Grote Brand van Londen

transcript | leeslijst

Transcript

Welkom bij luminati.be. Mijn naam is Frank. Ik schrijf en vertel graag verhalen over complottheorieën, pseudowetenschap en desinformatie.

Dit is het tweede deel van mijn reeks over echte en vermeende complotten in zeventiende-eeuws Engeland waarbij de jezuïeten betrokken zouden zijn geweest. Dit deel gaat over de Grote Brand van Londen van 1666.

Samuel Pepys
Bron: Wellcome Collection

Op 2 september 1666, de Dag des Heeren, maakte Londenaar Samuel Pepys zich nog niet al te veel zorgen over wat op dat moment de zoveelste stadsbrand leek te zijn. In zijn beroemde dagboek schreef hij:

Een paar van onze meiden waren ’s nachts nog bezig om ons feest van vandaag voor te bereiden. Het was Jane die ons om drie uur ’s morgens riep om te zeggen dat ze een grote brand zagen in de stad. Ik stapte uit mijn bed, deed mijn kamerjas aan en ging naar het raam. Ik dacht dat het probleem zich in Marke-lane voordeed. Omdat ik niet vertrouwd was met zulke branden, dacht ik dat het wel ver genoeg was. Ik ging terug naar bed om verder te slapen.

Later op de dag zou de burgemeester van Londen nog naar bezorgde burgers gesnauwd hebben dat een vrouw het vuur uit zou kunnen pissen. Van een seksistische opmerking of een stadsbrandje meer of minder keek men toen niet op. Pepys zou trouwens nog een belangrijke rol spelen in de dagen die daarop volgden, althans volgens zijn eigen, zeer lezenswaardige dagboeken. De burgemeester daarentegen gaf er na enkele zeer dubieuze beslissingen de brui aan en liet zich de rest van de week niet meer zien op het terrein.

Uitslaande branden waren nochtans zowel de ergst denkbare nachtmerries voor de inwoners van elke Europese stad als schering en inslag. In Londen bestonden er bouwverordeningen die gekoppeld waren aan straffe boetes, maar deze werden straal genegeerd door corrupte wethouders en lakse bewoners. Waarschijnlijk waren de branden van 1630 en 1633 verre herinneringen. Die van 1649 en 1663 moeten verser in het geheugen gelegen hebben. Elk van deze calamiteiten had de geschiedenis kunnen ingaan als de Grote of toch minstens de Redelijk Grote Brand van Londen.

Maar in september 1666 was het raak. Vijf dagen lang woedde vuur, de kleinere nabranden niet meegerekend. Vijf zesde van de binnenstad werd in as gelegd, een gebied van pakweg 2,4 vierkante kilometer. Officieel noteerde men zes doden, maar rekening met slachtoffers uit de laagste of de middenklasse hield men niet. Dat ene zinnetje uit The London Gazette van 3 tot 10 september 1666 klinkt er des te onheilspellender door:

Er moet opgemerkt worden dat deze brand zich voordeed in dat deel van de stad waar de gebouwen niet echt rijkelijk waren.

It must be observed, that this fire happened in a part of the Town, where tho the Commodities were not very rich, yet there were so bulky that they could not well be removed […]

De schade wordt geschat op £10.000.000, zo’n 1,1 miljard moderne Britse ponden, aldus de uitstekende website The Great Fire of London. Meer overweldigende cijfers: 13.200 huizen werden vernietigd, 100.000 inwoners moesten de stad verlaten. Uiteindelijk zouden 80.000 mensen hun woonst verliezen.

De jacht op zondebokken

Tijdens en direct na de brand waren de Londenaars niet geneigd te geloven in de Goddelijke Voorzienigheid, laat staan in een ongeluk. Tal van getroffen inwoners ging snel op zoek naar mogelijke daders en brandstichters. Het was voor velen ondenkbaar dat zo’n ramp niet bewust en zonder slechte intenties aangestoken kon zijn. Verdachten waren er trouwens genoeg: de tijden waren bar en gevaarlijk.

Hoewel Engeland in 1666 enkel met Nederland en Frankrijk in een reeks oorlogen verwikkeld was, werden tijdens en direct na de Grote Brand gemakshalve alle buitenlanders geviseerd. Naast pausgezinde rooms-katholieken die bij elke tegenslag tot de usual suspects behoorden, werden ook presbyterianen, quakers, seekers, ranters, en puriteinse aanhangers van het oude regime van Oliver Cromwell verdacht én opgejaagd.

Oliver Cromwell is een van de belangrijkste staatsmannen uit de Britse geschiedenis die het regime van Karel I omver wierp en die ervoor zorgde dat deze koning op het schavot belande. Hij was goed voor twee burgeroorlogen op de Britse eilanden en tussen 1653 en 1658 liet hij zich uitroepen tot Lord Protector van het Gemenebest, the Commonwealth. Er wordt verteld dat hij in het jaar van zijn overlijden weigerde om kinine te nemen tegen zijn malaria-aanvallen. Reden: het waren de jezuïeten die het enige toen gekende middel tegen malaria naar Europa hadden gebracht. Zoon Richard was een te zwak figuur en twee jaar na de dood van pa had Karel II het koningschap hersteld.

Terug naar Londen. Er circuleerden al snel verhalen waarin snode Fransozen en Nederlanders de stad rondgingen met zogenaamde vuurbollen, een soort brandbommen of brandgranaten, en lucifers, een reden voor de ‘echte’ Londenaars om de jacht te openen. Dat men inderdaad explosieven gebruikte in slecht gecoördineerde pogingen de brand onder controle te brengen, moet bijgedragen hebben tot de verwarring. Acute paniek en diepgewortelde achterdocht waren ook toen slechte raadgevers.

Het huis van een Franse schilder werd geplunderd omdat hij ervan verdacht werd het vuur verder te willen verspreiden. Een andere Fransman werd bewerkt met een ijzeren staaf, nog eentje werd ei zo na uit elkaar gereten door een opgejutte massa. Cornelius Rietveldt, een Nederlandse bakker, zag zijn winkel en werkruimte vernietigd. Hij werd ternauwernood gered door de katholieke Hertog van York die toevallig passeerde. Een meute achtervolgde een Zweedse vrouw die jonge kippen onder haar kleed had verborgen en pakte haar hard aan. Men sneed haar de borsten af omdat men dacht dat ze vuurballen verborgen hield. Deze en andere voorbeelden van blind geweld vond ik terug in het excellente boek van Neil Hanson over de Grote Brand, The Dreadful Judgement. The true story of the great fire of London (2001).

Ook The London Gazette van 3 tot 10 september 1666 maakte gewag van arrestaties van vreemdelingen. En ja, dat fantastische archief is gratis online te raadplegen:

Verschillende vreemdelingen, Nederlanders en Fransmannen, werden gedurende de brand aangehouden op verdenking dat ze de ramp verergerden. Ze werden opgesloten en voorbereidingen werden getroffen voor strenge onderzoeken door Lord Chief Justice Keeling, geassisteerd door sommige Lords of the Privy Council en de belangrijkste leden van de stadsraad […]

Zelfs de Fransman die verantwoordelijk was voor de “king’s fireworks” werd gearresteerd en later weer vrijgelaten. Hij zorgde niet voor de ooh’s en aah’s bij vuurwerk tijdens de betere pensenkermis. Als buskruit- en vuurwapenspecialist in dienst van de koning bekleedde hij een vertrouwenspositie. Ik vermeld dit ook om aan te geven dat zeventiende-eeuws Londen waarschijnlijk even xenofoob was als cultureel divers. De religieuze scherpslijpers die erop uit waren schuldigen te lynchen hadden blijkbaar minder problemen met de enorme golf van diefstallen en plunderingen tijdens de Grote Brand.

Na de brand ging men op zoek naar eigenaardigheden: een defect waterpomphuis in de buurt van de hoofdbrandhaard werd gezien als een anomalie, een eigenaardigheid, en niet als het gevolg van jarenlange en goed gedocumenteerde verwaarlozing van de binnenstad. Men zocht en vond connecties tussen disparate stukjes informatie. Op het moment dat de brand uitbrak, was het eb en ook dat kón geen toeval zijn: de daders wisten namelijk dat het moeilijker zou zijn om water uit de rivier te halen, wat de kans op succes vergrootte.

Zelfs koning Karel II werd verdacht de aanstichter te zijn. Het verhaal deed de ronde dat hij wraak had willen nemen op de Londenaars voor de onthoofding van zijn vader onder het bewind van Cromwell. Later zou ook zijn broer en troonopvolger, de katholieke Hertog van York genoemd worden als een mogelijke dader.

Onder meer The London Gazette kwam met een andere verklaring. De krant schreef dat er wel eens een andere Aanstoker kon geweest zijn:

De verdachten daargelaten, de manier waarop de brand zich voortbewoog, verder- en rondgeblazen door sterke winden, doen ons besluiten dat het geheel het resultaat was van een ongelukkig toeval. Of beter, van de zware hand Gods voor onze zonden, die ons de terreur van Zijn Oordeel toont door de laaiende branden. En die onmiddellijk, door zijn wonderlijke en ongekende genade, de brand eindigde op het moment dat wij het hardst wanhoopten toen onze verwoede pogingen om het vuur te blussen, onvoldoende leken.

Simpel, Frans en dus schuldig

Van alle complottheorieën die de ronde deden, was die van Robert Hubert de meest bizarre. Hubert was een katholieke Fransman, een horlogemaker, die Londen aankwam met een Zweeds schip, twee dagen na het begin van de brand. Een week later, op 11 september, werd hij aangehouden en begon hij verklaringen af te leggen en een complottheorie te ontwikkelen.

Vreemd genoeg was Hubert in zijn verhaal zélf een van de 22 vermeende aanstokers van de brand. Hij zou benaderd zijn geweest door een Fransman (Stephen Piedloe) om tegen betaling brandbommen rond te strooien, te beginnen bij Westminster. Toen zijn ondervragers erop wezen dat het daar zelfs niet gebrand had, wijzigde Hubert zijn verhaal.

Ook de som geld die hij zou hebben ontvangen, veranderde bij elk verhoor. Uiteindelijk zou hij het bij drie daders houden. Van zijn opdrachtgever Stephen Piedloe was toen zelfs het bestaan niet meer zeker. Hoe dan ook, Hubert claimde uiteindelijk te hebben gehandeld met een groep katholieken en op bevel van de Paus in Rome.

Ondanks de gaten in de verschillende verslagen en dus in onze kennis, vermelden de psychologen van de blog History of Forensic Psychology dat Robert Hubert het eerste opgetekende geval was van iemand die vrijwillig een valse schuldbekentenis aflegde.

In die periode was het niet eigenaardig dat beschuldigden valse bekentenissen aflegden. Een kleine dertig jaar later, tijdens de heksenprocessen van Salem in koloniaal Massachusetts, zorgden een mengeling van hysterie, paranoia ten aanzien van vermeende occulte toestanden en vooral brutale verhoren dat heel wat vrouwen zichzelf beschuldigden. Maar de meeste tijdgenoten en historici zijn het er over eens dat de valse bekentenissen van Hubert niet louter het gevolg waren van de zware verhoren. Wat de ondervragers hem ook voorlegden, hij bekende het. Hij zou zelfs zijn ondervragers geleid hebben naar de plaats waar hij de brand gesticht had. Een hele prestatie in een stad waar mensen niet meer met zekerheid de plaats van hun eigen straat, laat staan hun eigen huis konden aanwijzen.

Bisschop Burnet, daarentegen, was niet helemaal overtuigd en schreef:

In het algemeen werden paapse katholieken beschuldigd. Ene Hubert, een Franse papist, werd gearresteerd in Essex toen hij trachtte te vluchten in grote verwarring. Hij bekende dat hij de brand begonnen was en hield vast aan die bekentenis tot aan de dag van zijn dood. Hij werd opgehangen op basis van geen enkel ander bewijs dan zijn eigen bekentenis. Het is waar, hij gaf zo’n verward verslag van de gebeurtenissen, dat men dacht dat hij gek was. Maar toch. Men deed hem een blinddoek om en bracht hem naar verschillende plaatsen in de stad. Ter plaatste deed men hem de blinddoek af en vroeg men hem of dit de plaats was. Hij werd naar vrij willekeurige maar foute plaatsen gebracht en nadat hij een tijdje had rondgekeken, zei hij dat het niet de juiste locatie was. Maar wanneer hij naar de plaats werd gebracht waar de brand was uitgebroken, dan bevestigde hij dat dit de echte correcte plaats was.

Andere bronnen vermelden dan weer dat er tijdens de tocht door Londen veel volk stond te wachten op de plaats waarvan men dacht dat het de originele brandhaard was. Ook aartsdiaken Laurence Echard was duidelijk:

Lord Hollis gaf bewijzen dat de man krankzinnig was, evenals dokter Durell, de vroegere decaan van Windsor. De Franse kerk van Stockholm legde een soortgelijke getuigenis af. (geciteerd uit Hansons boek The Dreadful Judgement, eigen vertaling)

Ondertussen werd ook een andere onderzoekpiste afgesloten: bakker Thomas Farriner of Farrinor zwoer een dure eed dat zijn gebouw enkel door externe factoren of malafide praktijken vuur had kunnen vatten. Dat zijn bakkersoven nog brandde en dat hij graag een pint dronk, ontkende hij in alle toonaarden. Zijn meid, die het vuur zag ontstaan, en zijn buren, die de eerste slachtoffers waren van zijn nonchalance, waren minder overtuigd. Hoe dan ook, zijn verklaringen onder ede afgelegd, werden geloofd. Ze dienden geen enkel politiek doel en werden geklasseerd.

Hubert werd uiteindelijk schuldig bevonden aan brandstichting. Hij werd berecht en vervolgens geëxecuteerd: een mentaal zwakbegaafde en lichamelijk gehandicapte man die zelfs niet aanwezig was bij het begin van de brand, ook niet in het getroffen gebied, en in wiens schuld zelfs de rechters niet geloofden. Het kon de autoriteiten niet zoveel schelen: de verhoren waren niet gericht op de waarheid, maar op genoeg bewijzen, al dan niet in de vorm van getuigenissen.

Ook de jury wilde een makkelijke veroordeling: een Fransman die spontane bekentenissen aflegde, veroordeeld wilde worden, mentaal te zwak was om zich op een coherente manier te verdedigen, als hij al besefte wat er gaande was. Komt daarbij dat bakker Thomas Farriner en twee van zijn familieleden opgedoken waren als beëdigde getuigen en dat de bakker maar al te graag de schuld in de Fransoos zijn schoenen schoof.

De jezuïeten hebben het gedaan

Een jaar na de Grote Brand verscheen het uitgebreide, eerder delirisch pamflet Pyrotechnica Loyolana geschreven door een anonieme “Catholick-Christian”. De ondertitel, of korte inhoud zo u wil, luidde “Ignatiaans vuurwerk, of het vurige temperament en gedrag van de jezuïeten. Een historisch overzicht van de opkomst, de groei, de doctrines en de daden van de jezuïeten. Blootgelegd voor het publiek in het belang van (de gebeurtenissen) in Londen.” Het boek beschrijft al het kwaad dat de militante Sociëteit van Jezus berokkend heeft sinds hun stichting.

Het spreekt vanzelf dat het ook melding maakt van het Buskruitverraad van 1605, waarbij “Guy Faux (Guido Fawkes) klaarstond om de jezuïtische en monsterlijke lading (buskruit) te doen ontploffen”. Het mag niet verbazen dat het hoogtepunt van hun misdaden de Grote Brand was, aldus het boek over de vuurkunstenaars in dienst van Loyola.

De Fransman Hubert, die de (citaat) “Ignatianen weldra zullen canoniseren (als ze zelf niet ten onder gaan zoals de trotse Tempeliers) (einde citaat)” had gewoonweg uitgevoerd wat papisten elders op de Britse Eilanden al voor elkaar gekregen hadden: huizen van protestanten verwoesten middels “vuurballen”. Volgens de schrijver zit zelfs in de naam “Ignatius” van Loyola de betekenis en dus de voorspelling van een uitslaande brand.

Een populaire afbeelding uit dezelfde periode toont de paus die met een blaasbalg het vuur in Londen aanwakkert. Nog in de jaren 1680 zou Titus Oates, een complotbedenker pur sang en het onderwerp van de derde aflevering in deze reeks, de katholieke Hertog van York beschuldigen: de hertog zou Robert Hubert ingehuurd hebben om de stad in as te leggen.

Het pseudoniem “Catholick-Christian” is een al te doorzichtige poging om te doen alsof de striemende kritiek van katholieke zijde kwam. Nu, ook in het katholieke deel van het christendom wás er heel wat haat, afkeer en afgunst tegenover de jezuïeten. Maar een katholiek die zo frontaal zijn eigen kerkhoofd zou aanvallen, namelijk de paus? Nee, dat gaat er zwaar over.

Pyrotechnica Loyolana past in een oude traditie van desinformatie gericht tegen de jezuïeten. Een bekender en beruchter voorbeeld is de zogenaamde Monita privata Societatis Jesu, De Geheime Instructies van de orde der Jezuïeten, geschreven in 1614 in het Poolse Krakow. Het is een vermeende handleiding voor jezuïeten over de beste manieren om de gunsten van christelijke en Ottomaanse prinsen te winnen, hoe ze het best konden schoppen tot biechtvaders van zeer invloedrijke personen en hoe ze hun uitverkoren kandidaten in de hoogste sleutelposities konden positioneren.

Hoewel het boek vrij snel op de Index van verboden boeken belandde, deed het de ronde in Europa. Rond 1667 werd de Monita privata in het Italiaans vertaald en het zou populair blijven tot ver in de achttiende eeuw. Moderne onderzoekers gaan er unisono vanuit dat het een slimme vervalsing is, die toch genoeg elementen bevatte die herkenbaar waren, die zeer vaag gebaseerd waren op toenmalige verhalen én praktijken.

Ja, het is een vervalsing en nee, het pleit de Sociëteit niet vrij van de jezuïetenstreken voor gevorderden waar ze terecht van beschuldigd worden. De Monita privata is een valse duit in het anders toch al vrij volle zakje.

In 1677 werd een monument opgericht ter nagedachtenis van de ramp. Hoewel de originele opschriften in de loop der tijd verdwenen zijn en de overgeleverde transcripties verschillen, wordt aangenomen dat onderstaand citaat vrij dicht in de buurt komt van een van de originele platen:

Deze pilaar werd opgetrokken ter eeuwige nagedachtenis van de allerverschrikkelijkste brand in deze protestantse stad, die begon en voortgezet werd door het verraad en de boosaardigheid van de paapse factie in het begin van september in het jaar des Heeren 1666, met als doel om hun wreedaardige samenzwering te verwezenlijken, namelijk het uitdrijven van de protestantse godsdienst en de Engelse vrijheden en het invoeren van het pausdom en slavernij.

Deze tekst verdween pas een jaar na het begin van de zogenaamde Catholic Emancipation van 1829.

Nawoord

Nog twee feiten om af te sluiten.

De Zweedse kapitein die Hubert in Londen had afgezet, was in 1666 eigenlijk op weg naar Rouen. Daar wachtte hem een beloning van de ouders van Hubert omdat hij hem terug uit Zweden had gebracht. In Rouen vernam de schipper dat Hubert geëxecuteerd was op beschuldiging van brandstichting. Vijftien jaar later arriveerde diezelfde zeeman terug in Londen. Hij gaf toen zijn getuigenis en vertelde onder andere dat Hubert pas twee dagen na het begin van de Brand in Londen gearriveerd was. Het mocht niet meer baten. Uiteraard niet voor Hubert, die was al lang geleden geëxecuteerd en hij was een klein radertje geworden in een grotere machine. Maar zijn onschuld zou de katholieke fractie in Engeland niet vrijspreken van de brandstichting.

Wat men in 1666 al vermoedde, wordt nu algemeen als waar aangenomen: een niet gedoofde bakkersoven in Pudding Lane, een schamele wijk in centrum Londen, had de brand veroorzaakt. Bakker Thomas Farriner verantwoordelijk stellen voor de catastrofe kan enkel als men blind blijft voor decennialange veronachtzaming van de meest elementaire bouwvoorschriften door het corrupte stadsbestuur.

Bedankt voor het luisteren.

Mijn naam is Frank. Schijnwetenschap en complottheorieën: dat zijn mijn onderwerpen. En die benader ik kritisch. Zo beeld ik mij toch in.

Voor zover ik weet, is er geen enkele organisatie, vzw, broederschap, groot-loge, religieuze orde, geheime dienst, nest reptielmensen of wat dan ook, die wil dat ik in hun naam schrijf of praat.

Ik ben er zeker van dat mijn uitleg voor verbetering vatbaar is en ik sta dan ook open voor correcties en aanvullingen. U weet mij te vinden.

Leeslijst

Boeken

Gilbert BURNET, Bishop Burnet’s history of his own time: from the restoration of King Charles II, to the conclusion of the Treaty of Peace at Utrecht, in the reign of Queen Anne, London, Printed for A. Millar, 1753.

CATHOLICK-CHRISTIAN, Pyrotechnica Loyolana, London, Printed for G. E. C. T., 1667.

Neil HANSON, The Dreadful Judgement. The true story of the Great Fire of London, London, Transworld Publishers, 2001.

D.H. PENNINGTON, Europe in the Seventeenth Century, London, Longman, 1989.

Online publicaties

The Great Fire of London: The London Gazette

The Great Fire of London: Robert Hubert. Executed but innocent

The Monument: The Monument. Great Fire of London 1666

Oxford Reference: Timeline 17th century, 2012,

Tom GEOGHEGAN, The untold story of the Great Fire of London, London, BBC News Magazine, 2010.

Rob JONES, A History of False Confession, History of Forensic Psychology, s.d.

McCLINTOCK and Strong Biblical Cyclopedia: Monita Secreta Societatis Jesu, s.d.

Thomas M. McCOOG SJ: Setting the world on fire? Anti-Catholicism and the Great Fire of London, 4th November 2014  |

Andrew McKENZIE-McHARG: Jesuits, Conspiracies, and Conspiracy Theories, Journal of Jesuit Studies, 09 Jan 2023.

Samuel PEPYS, The Diary of Samuel Pepys

Bruce ROBINSON, London’s Burning: The Great Fire, London, BBC, 2011.

Mark STOYLE, Overview: Civil War and Revolution, 1603 – 1714, BBC History, 2011.

Geluidsfragmenten

Fragment BBC Magic Grandad

Vuurgeluiden: BBC Sound Effects

Shares
Frank Verhoft Geschreven door:

Verhalen over oude en nieuwe complotverhalen, pseudowetenschap en desinformatie. Volg me op Mastodon.